Wat zegt het bestemmingsplan over het Roomburgerpark?

Plankaart bestemmingsplan Roomburgerpark

De bestemming van het Roomburgerpark is vastgelegd in het bestemmingsplan Zuidelijke Schil. Deze is op 12 november 2009 vastgesteld.

Op de plankaart zijn 2 bestemmingen te zien: Groenvoorzieningen (artikel 21) en Sport en Recreatie (artikel 15). Uit de kaart blijkt ondubbelzinning dat het sportpark niet uitgebreid kan worden in het parkgedeelte met de bestemming Groenvoorzieningen (Je kunt een uitsnede uit de plankaart bekijken door op de afbeelding te klikken).

In de tekst van het bestemmingsplan staat de bestemming Groenvoorzieningen toegelicht in artikel 21. Deze luidt:

 artikel 21 GROENVOORZIENINGEN (G)

21.1 doeleindenomschrijving

21.1.1 De op de kaart voor groenvoorzieningen aangewezen gronden zijn bestemd voor het gebruik als openbaar groen en voor speelgelegenheid, met de daarbij behorende voorzieningen zoals speeltuinen, groenvoorzieningen, waterpartijen, dierenverblijven, voet- en fietspaden, in de bestemming passende gebouwtjes en andere bouwwerken, toegangspaden en leidingen.

21.1.2 Voor zover op de kaart de aanduiding “cw” voorkomt, zijn de aldaar aanwezige beplantingen, bomen, open ruimten, paden en andere inrichtingselementen van cultuurhistorische waarde en daardoor aangewezen als te behouden elementen binnen de mede aan de desbetreffende gronden gegeven bestemming beschermd stadsgezicht, zoals bedoeld in artikel 25 van deze planvoorschriften

21.1.3 In afwijking van het bepaalde onder 21.1.1 mogen de voor groenvoorziening aangewezen gronden gelegen tussen de voor- en de achterzijde van een woonschip tevens gebruikt worden als tuin bij woonboten voor zover deze aansluiten aan de op de kaart binnen de bestemming “Water” aangegeven ligplaatsen voor woonboten.

21.1.4 De op de kaart met ‘(md)’ aangeduide gronden zijn mede bestemd voor maatschappelijke doeleinden, met dien verstande dat uitsluitend voorzieningen ten dienste van kinderopvang, onderwijs en aanverwante jeugdactiviteiten als de padvinderij zijn toegestaan .

21.1.5 De op de kaart met “(sp)” aangeduide gronden zijn primair bestemd voor speeltuin en andere speelgelegenheid in een groene setting.

21.1.6 Voorzover de voor groenvoorzieningen aangewezen gronden zijn gelegen binnen de zone nader aangeduid met “wa” is op een strook grond met een breedte van minimaal 6 m uitsluitend de inrichting van een watergang tussen het water langs de ontwikkelingslocatie Lorentzhof en het water langs de Cronesteinkade toegestaan in verband met de vereiste watercompensatie ten behoeve van de ontwikkelingslocatie Lorentzhof e.o., met dien verstande dat over het beloop en de inrichting van deze watergang voorafgaand overleg plaats dient te vinden met de omwonenden en het Hoogheemraadschap van Rijnland. 21.1.7 Binnen de in 21.1.6 bedoelde zone tevens een oppervlakte van maximaal 1000 m2 mag worden ingericht ten behoeve van sport doeleinden.

21.2 bebouwingsvoorschriften

21.2.1 overige gebouwen: bestemd voor openbaar gebruik a gebouwen ten dienste van de bestemming, zoals een berging, dierenverblijf en dergelijke, mogen uitsluitend binnen de bebouwingsvlakken worden geplaatst; b de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 4 meter bedragen; c in afwijking van het bepaalde in artikel 21.2.1 onder a mogen gebouwen voor beheer en onderhoud buiten de bebouwingsvlakken worden geplaatst mits het grondoppervlak per gebouw niet meer dan 25 m² bedraagt en de goothoogte niet meer dan 3 meter zal bedragen. d ten behoeve van ieder woonschip mag binnen de aangrenzende oeverstrook tussen de voor- en de achterzijde van een woonschip uitsluitend één berging worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 6 m² en een bouwhoogte van maximaal 2 m.

21.2.2 Andere bouwwerken, geen gebouw zijnde: bestemd voor openbaar gebruik a De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag maximaal 5 meter bedragen. b. In afwijking van het bepaalde onder a. mag de bouwhoogte van een erfafscheiding niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat binnen de aangrenzende oeverstrook tussen de voor- en de achterzijde van een woonschip de hoogte van de erfafscheiding niet meer dan 1 m mag bedragen.